Bestuurlijk beboetingskader
Sinds de inwerkingtreding op 1 maart 2018 van het decreet betreffende de handhaving van de omgevingsvergunning d.d. 25 april 2014, waarbij een nieuwe titel VI werd ingelast in de VCRO, wordt een onderscheid gemaakt tussen stedenbouwkundige inbreuken enmisdrijven.
De afdeling Handhaving van het Departement Omgevingis bevoegd voor het bestuurlijk beboeten van schendingen inzake ruimtelijke ordening.
Een bestuurlijke geldboete is een sanctie waarbij de overtreder verplicht wordt een geldsom te betalen. Zij kan de vorm aannemen van:
- een alternatieve bestuurlijke geldboete (voor stedenbouwkundige misdrijven)
- een exclusieve bestuurlijke geldboete (voor stedenbouwkundige inbreuken)
Krachtlijnen voor het beboetingsbeleid
In het Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening (VR 2015 1707 DOC.0884/2) en inde beleidsbrief van de minister bevoegd voor omgeving wordt belang gehecht aan de ontwikkeling van een duidelijk, coherent en transparant kader met criteria op grond waarvan de hoogte van de bestuurlijke geldboete wordt bepaald, zodat rechtszekerheid kan worden geboden.
Hieronder zullen per mogelijke afhandelingswijze waarover de gewestelijke beboetingsentiteit beschikt (sepot – voorstel tot betaling van een geldsom (transactie) – bestuurlijke geldboete) de criteria worden opgesomd die de basis vormen voor het beboetingskader dat de gewestelijke beboetingsentiteit heeft ontwikkeld.
Dit kader werkt met richtlijnen voor het beboetingsbeleid. Deze richtlijnen sturen de gewestelijke beboetingsentiteit in het uitwerken van een geobjectiveerd beboetingsbeleid zonder dat de overtreder hieruit enig recht kan punten. Deze kunnen evolueren in functie van rechtspraak van het beroepscollege of andere rechtbanken of praktijkervaringen die nopen tot aanpassing van het boetebeleid, alsook naar aanleiding van wijzigingen van het Handhavingsprogramma Ruimtelijke Ordening of wijzigingen in de gewestelijke en lokale handhavingsprioriteiten. Het boetekader zal dan ook regelmatig worden geëvalueerd om in te spelen op deze wijzigende omstandigheden.
Sepot
De gewestelijke beboetingsentiteit heeft in het decreet handhaving omgevingsvergunning de mogelijkheid gekregen om een sepotbeleid uit te bouwen. Zij is niet verplicht om in alle dossiers een boete op te leggen. Voor elk binnenkomend dossier wordt onderzocht of het wordt opgestart of geseponeerd. Voor zover het openbaar ministerie dit nog niet heeft gedaan, zal o.m. in de volgende gevallen geseponeerd worden omwille van een ‘technisch sepot’:
- geen misdrijf/inbreuk
- onvoldoende bewijzen
- onbekende dader
- overlijden van de dader
- verjaring
- -…
Daarnaast beschikt de gewestelijke beboetingsentiteit ook over de mogelijkheid van een opportuniteitsepot:
Er zal omwille van opportuniteitsredenen worden geseponeerd:
- indien de overtreder tot herstel, verenigbaar met de bestaande goede ruimtelijke ordening, of regularisatie is overgegaan of een planologische oplossing heeft bekomen op het ogenblik dat de gewestelijke beboetingsentiteit de beslissing van de Procureur des Konings tot niet-strafrechtelijke behandeling ontvangt, tenzij er uitzonderlijk toch behandeling nodig is omwille van de impact op de ruimtelijke ordening, de maatschappelijke relevantie of de omvang en de duur van de feiten;
- indien de schending niet prioritair is voor het gewestelijke of het lokale niveau, tenzij er uitzonderlijk toch behandeling nodig is omwille van de impact op de ruimtelijke ordening, de maatschappelijke relevantie of de omvang en de duur van de feiten.
Principieel zal de gewestelijke beboetingsentiteit een schending als prioritair aanmerken indien het proces-verbaal of verslag van vaststelling dit uitdrukkelijk vermeldt. Dit moet worden gemotiveerd door een algemeen beleidsdocument van het gewestelijke of lokale niveau waarin de desbetreffende prioriteit is opgenomen.
Een opportuniteitsepot is niet mogelijk voor:
- schendingen die gepleegd worden door professionelen of recidivisten. In deze situaties is een sepot niet wenselijk en is een bestraffend signaal nodig;
- doorbreking stakingsbevelen: aangezien een stakingsbevel een preventief karakter heeft, is de doorbreking daarvan zo zwaarwichtig dat sepot niet wenselijk is, maar een bestraffend signaal nodig is. De boetedossiers inzake doorbreking van een stakingsbevel zullen prioritair worden behandeld.
Voorstel tot betaling van een geldsom of "transactie"
Indien blijkt dat een technisch- of opportuniteitssepot niet is aangewezen, wordt de boeteprocedure opgestart. Wanneer de gewestelijke beboetingsentiteit van mening is dat het onmiskenbaar vaststaat dat de overtreder de stedenbouwkundige inbreuk of het stedenbouwkundig misdrijf heeft gepleegd, kan zij aan de overtreder een voorstel tot betaling van een geldsom (bestuurlijke transactie) doen, zolang zij nog geen bestuurlijke geldboete heeft opgelegd. Ingeval van betwisting of bij niet of onvolledige betaling van de voorgestelde geldsom, wordt alsnog de beboetingsprocedure gevolgd.
Een bestuurlijke transactie kan in principe voorgesteld worden bij:
- Alle inbreuken. Deze schendingen betreffen in de regel minder zwaarwichtige schendingen die geen of beperkte (rechtstreekse) ruimtelijke schade doen ontstaan.
- Alle misdrijven, tenzij:
- er sprake is van significante schade aan de omgeving/duidelijke niet inpasbaarheid in de goede ruimtelijke ordening/voortschrijdend karakter van de schade;
- de overtreder voor dezelfde feiten reeds een transactievoorstel heeft bekomen of voor dezelfde feiten reeds bestuurlijk/strafrechtelijk werd gesanctioneerd;
- de schending plaatsvond in ruimtelijk kwetsbaar gebied.
Een bestuurlijke transactie is NIET mogelijk bij gemengde schendingen stedenbouw en milieu. Indien er zowel stedenbouwkundige schendingen als milieuschendingen worden vastgesteld in hoofde van eenzelfde overtreder, zal geen voorstel tot betaling van een geldsom worden gedaan.
Boetebeleid
Indien het dossier niet wordt geseponeerd, noch in aanmerking komt voor een bestuurlijke transactie, of de bestuurlijke transactie wordt betwist of niet (volledig) betaald, zal de procedure tot het opleggen van een bestuurlijke geldboete worden opgestart, die kan resulteren in een bestuurlijke geldboete.
De regelgeving voorziet dat de bestuurlijke geldboete voor stedenbouwmisdrijven maximaal 2.000.000 euro en voor stedenbouwkundige inbreuken maximaal 400.000 euro bedraagt.
In de regelgeving wordt verder bepaald dat als een bestuurlijke geldboete wordt opgelegd, de hoogte van de geldboete moet worden afgestemd op de ernst en de frequentie van de feiten. Daarnaast wordt er ook rekening gehouden met de omstandigheden waarin de feiten werden gepleegd of beëindigd. Deze criteria (ernst, frequentie, omstandigheden) vormen de basis voor het beboetingskader dat de gewestelijke beboetingsentiteit heeft ontwikkeld.